Hoe verander je van een muze in een maker?

Het is prachtig weer. Tijd om te ontspannen. Gustav Klimt laat zich bij de villa aan het meer fotograferen, samen met mode-ontwerper Emilie Flöge. De schilder heeft zijn karakteristieke kaftan aan, de schouders zijn geborduurd met krullende motieven. Lachend kijkt hij naar Emilie.

Zij straalt in haar eigen creatie, met een gewaagd patroon van witte en zwarte strepen, afgezet met stroken die bestaan uit een schaakbordmotief. Dan spreidt ze haar armen uit en zien we het onverwachte effect van de zeer grote vleermuisarmen.

Klimt en Flöge koesteren jarenlang hun vertrouwelijke, intieme relatie. Zij vinden elkaar in de manier waarop ze naar hun eigen tijd kijken, inspireren elkaar in hun dagelijkse praktijk van het kunst maken.

Het is een onderwerp wat mij al langer boeit. Hoe gaat dat eigenlijk, dat werken van twee kunstenaars in wederzijdse aandacht, bewondering, in hoogte- en dieptepunten?

Mijn onderzoek begon pas echt vorm te krijgen bij het schrijven van mijn boek Ik, Ophelia en het maken van de bijbehorende tentoonstelling in het Van Gogh Museum. In het boek schets ik hoe het model voor het beroemde schilderij Ophelia, Elizabeth Siddall, zichzelf verder ontwikkelt in haar relatie met de schilder Dante Gabriel Rossetti. En hoe dit verder resoneert in het werk van moderne hedendaagse kunstenaars.

Lange tijd stappen de meeste vrouwen alleen als muze, model en minnares over de drempel van het atelier. Siddall is een voorbeeld van hoe dat vanaf het midden van de 19e eeuw steeds meer verandert. De vrouw gaat zichzelf rechtstreeks uitdrukken in de kunst.

Lees verder