In 1984 maakt Armando een serie litho’s onder de titel het plechtige het donkere / das feierliche das dunkle.
Deze zin laat de lezer en de toeschouwer het beeld en de tekst in de passende stemming lezen. Het woord ‘plechtig’ wekt onze aandacht op voor iets ernstigs, voor iets dat serieus is. Het plechtige, anders gezegd ‘volgens de regels van de plechtigheid’, verwijst samen met het feierliche naar een plechtige bijeenkomst, een ritueel.
De litho’s schetsen samen met de teksten een tafereel, waar we langzaam naar toe worden gelokt. Het is duidelijk dat er iets is gebeurd. Het heeft met een daad te maken, met iets wat iemand heeft gewild. ‘Het was waar ik wil: een dode jas.’, zo lezen we in het volgende fragment van de serie:
het plechtige, het donkere.
das feierliche.das dunkle.
de witte ingang, de deur brak,
niemand sprak,
de looppas, de vraag waar het was.
het was waar ik wil: een dode jas.
‘Het plechtige en het donkere’ kan niet alleen dienst doen als de titel van deze litho-gedichten van Armando, maar ook als een overkoepelende zin van zijn nog steeds groeiende oeuvre. Er is vaak iets niet pluis, er is vaak iets mis. En de ‘medemens’? Die helpt ons ook niet verder.
De gedichten van Armando worden meer dan eens ‘kaal’ genoemd. Ook bij de bekroning van zijn bundel Gedichten 2009 viel dit woord in het juryrapport. Maar door het terugbrengen tot de essentie schuilt de kracht van de gedichten van de kunstenaar niet zozeer in de woorden zelf. Misschien eerder nog in het verband waarin deze woorden naast elkaar verschijnen.
Juist door het blootleggen van de kern valt op hoe sterk het ene woord zijn betekenis ontleend aan de plaats waarin het als het ware ‘optreedt’ in de tekst. Zo kun je sommige woorden met recht de favoriete acteurs van Armando noemen.
Als de onschuld zelve leiden ze ons argeloos naar het hart van het gedicht. Zoals het woordje ‘men’ bijvoorbeeld. Dat heeft precies die ongedefinieerde persoonlijkheid die de dichter nodig heeft om afstand te scheppen. Zoals in de laatste regel van het gedicht Verachting: ‘men verkondigt de voorname verachting’. Of de beginzin van het gedicht Arm: ‘Men vroeg haar of ze arm was,’ Je vraagt je meteen af: wie is ‘men’? En wanneer je het blijft tegenkomen, denk je, o, dat zijn ‘zij’. Maar als je iedere keer weer dit woordje leest ga je je vroeg of laat nog iets anders afvragen. Die ‘men’, zijn we dat niet eigenlijk zelf?
Hoor
Men vond een schuilplaats, men hoorde
de kreet en de schreeuw,
de echo van argwaan en eerzucht,
en hoor:
men verzon de weerbarstige waarheid.
En dan is het te laat. We zijn medeplichtig geworden, terwijl we alleen maar een gedicht wilde lezen.
Armando, Gedichten 2009, Augustus (2009)
Filosoof Katja Rodenburg geeft op 11, 13 en 15 juli de zomercursus ‘Armando en de melancholie van het scheppen’, naar aanleiding van haar gelijknamige boek. Hierin beschrijft ze de drie belangrijkste thema’s in het oeuvre van Armando. (Uitgeverij d’jonge Hond, 2009)
Zie ook elders op Antheia blossoms :https://antheiablossoms.wordpress.com/2011/03/03/zomercursus-armando-en-de-melancholie-van-het-scheppen/
Link naar informatie en aanmelding:http://www.eur.nl/hovo_rotterdam/zomeracademie/filosofie_religie/filosofie/armando
Dit stuk verscheen in april 2011 in de Nieuwsbrief van de Erasmusacademie van de Erasmusuniversiteit Rotterdam