Het bestuur van de 24e Biennale Arte van Venetië nodigt in 1948 Peggy Guggenheim uit om haar collectie te laten zien in de Giardini.
Ze krijgt het Griekse paviljoen toegewezen, dat leegstaat vanwege de burgeroorlog in Griekenland. De verzamelaarster kan bijna niet wachten, maar mag pas drie dagen voor de Biennale open gaat beginnen met het inrichten en het hangen van de werken.
Op 6 juni 1948 vindt de opening van de Biennale plaats. Het paviljoen van Peggy blijkt een groot succes. Bijna elke dag is ze zelf aanwezig, samen met haar twee geliefde hondjes. Het is een geweldig gevoel om temidden van al die nationale paviljoens te exposeren, ze voelt zich ‘as though I were a new European country’.
Deze Biennale-editie vormt een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van de moderne kunst. Naast het werk van Amerikaanse kunstenaars als Jackson Pollock (Guggenheims’ protegé), Mark Rothko en Clifford Still, maakt het publiek op grote schaal nader kennis met talloze abstracte, surrealistische en andere avant-garde kunstenaars zoals Max Ernst, Salvador Dali, Joan Miró, Wassily Kandinsky en niet te vergeten Piet Mondriaan.
Een groot deel van de werken die Peggy Guggenheim in 1948 liet zien, zijn nu te bekijken in haar museum in Venetië. De collectie is te zien in een bijzonder gebouw, een palazzo van slechts één verdieping, omringd door een prachtige aanbouw en tuin. Het komt zelden voor dat je zulke mooie en goede werken, zo dicht bij elkaar kan bekijken en vergelijken.
Kijk verder op: